Naar inhoud springen

opscheepten

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 06:19 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *op·scheep·ten {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bijz...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • op·scheep·ten
vervoeging van
opschepen

opscheepten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschepen
    • ...dat wij opscheepten. 
    • ...dat jullie opscheepten. 
    • ...dat zij opscheepten.