Naar inhoud springen

opkookte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·kook·te

Werkwoord

vervoeging van
opkoken

opkookte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opkoken
    • ... dat ik opkookte. 
    • ... dat jij opkookte. 
    • ... dat hij, zij, het opkookte. 

Gangbaarheid