opklopte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·klop·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opkloppen |
opklopte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opkloppen
- ... dat ik opklopte.
- ... dat jij opklopte.
- ... dat hij, zij, het opklopte.
- ... dat ik opklopte.