ophitsten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·hits·ten

Werkwoord

vervoeging van
ophitsen

ophitsten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ophitsen
    • ...dat wij ophitsten. 
    • ...dat jullie ophitsten. 
    • ...dat zij ophitsten.