opeisten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·eis·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opeisen |
opeisten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opeisen
- ...dat wij opeisten.
- ...dat jullie opeisten.
- ...dat zij opeisten.
- ...dat wij opeisten.
vervoeging van |
---|
opeisen |
opeisten