opbrengt
Uiterlijk
- op·brengt
vervoeging van |
---|
opbrengen |
opbrengt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbrengen
- ... dat jij opbrengt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbrengen
- ... dat hij opbrengt.
- Het woord opbrengt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.