oormerkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·merkt

Werkwoord

vervoeging van
oormerken

oormerkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oormerken
    • Jij oormerkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oormerken
    • Hij oormerkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oormerken
    • Oormerkt!