ontzwavel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·zwa·vel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontzwavelen |
ontzwavel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzwavelen
- Ik ontzwavel.
- gebiedende wijs van ontzwavelen
- Ontzwavel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzwavelen
- Ontzwavel je?