ontvoogdt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·voogdt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontvoogden |
ontvoogdt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvoogden
- Jij ontvoogdt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvoogden
- Hij ontvoogdt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvoogden
- Ontvoogdt!