ontvloeit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·vloeit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontvloeien |
ontvloeit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvloeien
- Jij ontvloeit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvloeien
- Hij ontvloeit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvloeien
- Ontvloeit!
Gangbaarheid
- Het woord ontvloeit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.