ontvliedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vliedt

Werkwoord

vervoeging van
ontvlieden

ontvliedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlieden
    • Jij ontvliedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlieden
    • Hij ontvliedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvlieden
    • Ontvliedt!