ontsleutelt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontsleutelt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·sleu·telt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontsleutelen |
ontsleutelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontsleutelen
- Jij ontsleutelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontsleutelen
- Hij ontsleutelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontsleutelen
- Ontsleutelt!
Gangbaarheid
- Het woord ontsleutelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.