ontraadselt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·raad·selt

Werkwoord

vervoeging van
ontraadselen

ontraadselt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontraadselen
    • Jij ontraadselt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontraadselen
    • Hij ontraadselt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontraadselen
    • Ontraadselt!