ontpolderde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontpolderde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·pol·der·de
Bijvoeglijk naamwoord
ontpolderde
- verbogen vorm van de stellende trap van ontpolderd
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontpolderen |
ontpolderde
- enkelvoud verleden tijd van ontpolderen
- Ik ontpolderde.
- Jij ontpolderde.
- Hij, zij, het ontpolderde.
- Ik ontpolderde.
- verbogen vorm van ontpolderd, voltooid deelwoord van ontpolderen
Gangbaarheid
- Het woord ontpolderde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.