ontplooit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·plooit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontplooien |
ontplooit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontplooien
- Jij ontplooit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontplooien
- Hij ontplooit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontplooien
- Ontplooit!