ontboezemt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·boe·zemt

Werkwoord

vervoeging van
ontboezemen

ontboezemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontboezemen
    • Jij ontboezemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontboezemen
    • Hij ontboezemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontboezemen
    • Ontboezemt!