ontbladert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontbladert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·bla·dert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontbladeren |
ontbladert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbladeren
- Jij ontbladert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbladeren
- Hij ontbladert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontbladeren
- Ontbladert!