ontbindt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·bindt

Werkwoord

vervoeging van
ontbinden

ontbindt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbinden
    • Jij ontbindt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbinden
    • Hij ontbindt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontbinden
    • Ontbindt!