omzwachtelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·zwach·tel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omzwachtelen |
omzwachtelden
- meervoud verleden tijd van omzwachtelen
- Wij omzwachtelden.
- Jullie omzwachtelden.
- Zij omzwachtelden.
- Wij omzwachtelden.
vervoeging van |
---|
omzwachtelen |
omzwachtelden