omwendden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·wend·den

Werkwoord

vervoeging van
omwenden

omwendden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omwenden
    • ...dat wij omwendden. 
    • ...dat jullie omwendden. 
    • ...dat zij omwendden. 

Gangbaarheid