omreist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·reist
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omreizen |
omreist
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omreizen
- ... dat jij omreist.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omreizen
- ... dat hij omreist.
Gangbaarheid
- Het woord omreist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.