omreizen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·rei·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

omreizen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omreizen
reisde om
omgereisd
zwak -d volledig
  1. via een langere weg naar een bestemming gaan
    • De NS zet bussen in tussen Lage Zwaluwe en Dordrecht. Reizigers zijn dan een halfuur tot een uur langer onderweg. Reizigers tussen Amsterdam, Utrecht en Roosendaal kunnen omreizen via Den Bosch, reizigers tussen Den Haag en Eindhoven via Utrecht. [2] 
    • Reizigers op de trajecten Rotterdam Centraal-Utrecht Centraal, Den Haag Centraal-Utrecht Centraal en Leiden Centraal-Utrecht Centraal kunnen omreizen via Schiphol Airport. Tussen Rotterdam Centraal/Den Haag Centraal en Woerden rijden de treinen in een aangepaste dienstregeling. Tussen Woerden en Utrecht Centraal rijden bussen. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen