omhoogkijkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hoog·kijkt

Werkwoord

vervoeging van
omhoogkijken

omhoogkijkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhoogkijken
    • ... dat jij omhoogkijkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhoogkijken
    • ... dat hij omhoogkijkt.