obey

Uit WikiWoordenboek

Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  obey 
he/she/it  obeys 
verleden tijd  obeyed 
voltooid
deelwoord
 obeyed 
onvoltooid
deelwoord
 obeying 
gebiedende wijs  obey 

Werkwoord

obey

  1. gehoorzamen
    «Children do not always obey their parents.»
    Kinderen gehoorzamen hun ouders niet altijd.
  2. opvolgen (van een opdracht of bevel)
    «The order given was obeyed immediately.»
    Het gegeven bevel werd onmiddellijk opgevolgd.
Antoniemen