opvolgen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
opvolgen opvolgend
opvolging opgevolgd
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vol·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opvolgen
volgde op
opgevolgd
zwak -d volledig

Werkwoord

opvolgen

  1. overgankelijk uitvoeren wat een ander aangeraden of bevolen heeft
    • Hij besloot de goede raad niet op te volgen. 
  2. overgankelijk iemands functie overnemen
    • Het is niet duidelijk door wie deze koning opgevolgd werd, omdat het kleitablet beschadigd is. 
     Het is de tweede keer dat Frankrijk een vrouwelijke premier krijgt. Dertig jaar geleden was Édith Cresson de laatste vrouw in die functie. Zij is blij dat ze wordt opgevolgd. "Het is de hoogste tijd dat er weer een vrouw op deze positie komt en ik weet dat mevrouw Borne een bijzonder persoon is, met veel ervaring. Het is een erg goede keuze", zei Cresson in een eerste reactie tegen tv-zender BFM.[2]
  3. overgankelijk zorgen voor de verdere afhandeling
    • Mijn assistent zal uw verzoek verder opvolgen. 
Opmerkingen
  • Betekenis 3 "zorgen voor de verdere afhandeling" is vooral gangbaar in Vlaanderen. [3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron “Macron kiest ervaren Élisabeth Borne als premier, als tweede vrouw ooit” (GISTEREN), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 27 januari 2021 Weblink bron “Opvolgen (een dossier -)” op taaladvies.net
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be