obduceert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ob·du·ceert

Werkwoord

vervoeging van
obduceren

obduceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van obduceren
    • Jij obduceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van obduceren
    • Hij obduceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van obduceren
    • Obduceert!