nivelleerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ni·vel·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nivelleren |
nivelleerden
- meervoud verleden tijd van nivelleren
- Wij nivelleerden.
- Jullie nivelleerden.
- Zij nivelleerden.
- Wij nivelleerden.
vervoeging van |
---|
nivelleren |
nivelleerden