nitreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ni·treert

Werkwoord

vervoeging van
nitreren

nitreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nitreren
    • Jij nitreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nitreren
    • Hij nitreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van nitreren
    • Nitreert!