navigeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: navigeerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- na·vi·geer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
navigeren |
navigeerden
- meervoud verleden tijd van navigeren
- Wij navigeerden.
- Jullie navigeerden.
- Zij navigeerden.
- Wij navigeerden.