naspeurden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·speur·den

Werkwoord

vervoeging van
naspeuren

naspeurden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van naspeuren
    • ...dat wij naspeurden. 
    • ...dat jullie naspeurden. 
    • ...dat zij naspeurden.