naschoolt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·schoolt

Werkwoord

vervoeging van
nascholen

naschoolt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nascholen
    • ... dat jij naschoolt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nascholen
    • ... dat hij naschoolt. 

Gangbaarheid