Naar inhoud springen

najouwden

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 jul 2017 om 00:17 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *na·jouw·den {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bijz|n...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • na·jouw·den
vervoeging van
najouwen

najouwden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van najouwen
    • ...dat wij najouwden. 
    • ...dat jullie najouwden. 
    • ...dat zij najouwden.