nachtbraakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·braakt

Werkwoord

vervoeging van
nachtbraken

nachtbraakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken
    • Jij nachtbraakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken
    • Hij nachtbraakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van nachtbraken
    • Nachtbraakt!