nabouwde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·bouw·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nabouwen |
nabouwde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nabouwen
- ... dat ik nabouwde.
- ... dat jij nabouwde.
- ... dat hij, zij, het nabouwde.
- ... dat ik nabouwde.