muntten uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • munt·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitmunten

muntten (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitmunten
    • Wij muntten uit. 
    • Jullie muntten uit. 
    • Zij muntten uit. 

Gangbaarheid