monteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mon·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
monteren |
monteerde
- enkelvoud verleden tijd van monteren
- Ik monteerde.
- Jij monteerde.
- Hij, zij, het monteerde.
- Ik monteerde.
vervoeging van |
---|
monteren |
monteerde