mobiliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mobiliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mo·bi·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mobiliseren |
mobiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mobiliseren
- Ik mobiliseer.
- gebiedende wijs van mobiliseren
- Mobiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mobiliseren
- Mobiliseer je?