miszag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·zag

Werkwoord

vervoeging van
miszien

miszag

  1. enkelvoud verleden tijd van miszien
    • Ik miszag. 
    • Jij miszag. 
    • Hij, zij, het miszag. 
  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van miszien
    • ... dat ik miszag. 
    • ... dat jij miszag. 
    • ... dat hij, zij, het miszag. 

Gangbaarheid