misschiet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·schiet

Werkwoord

vervoeging van
misschieten

misschiet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misschieten
    • ... dat ik misschiet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misschieten
    • ... dat jij misschiet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misschieten
    • ... dat hij misschiet.