misrekent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·re·kent
Werkwoord
vervoeging van |
---|
misrekenen |
misrekent
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misrekenen
- Jij misrekent.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misrekenen
- Hij misrekent.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van misrekenen
- Misrekent!