minimaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ni·ma·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
minimaliseren |
minimaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minimaliseren
- Ik minimaliseer.
- gebiedende wijs van minimaliseren
- Minimaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van minimaliseren
- Minimaliseer je?