miniaturiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·a·tu·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
miniaturiseren

miniaturiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miniaturiseren
    • Jij miniaturiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miniaturiseren
    • Hij miniaturiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van miniaturiseren
    • Miniaturiseert! 

Gangbaarheid