mineraliseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ne·ra·li·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mineraliseren |
mineraliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
- Jij mineraliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
- Hij mineraliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mineraliseren
- Mineraliseert!