mineraliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ne·ra·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
mineraliseren

mineraliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
    • Jij mineraliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mineraliseren
    • Hij mineraliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mineraliseren
    • Mineraliseert!