miegel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·gel

Werkwoord

vervoeging van
miegelen

miegel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miegelen
    • Ik miegel. 
  2. gebiedende wijs van miegelen
    • Miegel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miegelen
    • Miegel je? 
Hyponiemen

Gangbaarheid