middagmaalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mid·dag·maalt

Werkwoord

vervoeging van
middagmalen

middagmaalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middagmalen
    • Jij middagmaalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middagmalen
    • Hij middagmaalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van middagmalen
    • Middagmaalt!