metselden
Uiterlijk
- met·sel·den
| vervoeging van |
|---|
| metselen |
metselden
- meervoud verleden tijd van metselen
- Wij metselden.
- Jullie metselden.
- Zij metselden.
- Wij metselden.
- Het woord metselden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.