menstrueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·stru·eert

Werkwoord

vervoeging van
menstrueren

menstrueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menstrueren
    • Jij menstrueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menstrueren
    • Hij menstrueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van menstrueren
    • Menstrueert!