meezwom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·zwom

Werkwoord

vervoeging van
meezwemmen

meezwom

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meezwemmen
    • ... dat ik meezwom. 
    • ... dat jij meezwom. 
    • ... dat hij, zij, het meezwom. 

Gangbaarheid