meezingt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·zingt

Werkwoord

vervoeging van
meezingen

meezingt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezingen
    • ... dat jij meezingt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezingen
    • ... dat hij meezingt.