meevochten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·voch·ten

Werkwoord

vervoeging van
meevechten

meevochten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meevechten
    • ...dat wij meevochten. 
    • ...dat jullie meevochten. 
    • ...dat zij meevochten. 

Gangbaarheid